Kinderalimentatie: behoefte, draagkracht
Bij het vaststellen van de hoogte van kinderalimentatie vertolken twee begrippen een hoofdrol: 1. de behoefte van het kind en 2. de draagkracht van de alimentatieplichtige.
Voor bepaling van de behoefte van een kind (of de kinderen) wordt door de rechter gekeken naar wat een kind in financiële zin nodig heeft. De behoeften van een kind hangen in grote mate samen met het welvaartsniveau waaraan het kind gewend is: voor de bepaling van de behoefte wordt uitgegaan van het netto gezinsinkomen ten tijde van de samenleving van de ouders met de kinderen.
De behoefte van het kind wordt uiteindelijk uitgedrukt in een concreet geldbedrag. Voor bepaling van dit bedrag wordt in de praktijk vrijwel altijd aangesloten bij de richtlijn Werkgroep Alimentatienormen en de zogenaamde ‘behoeftetabel‘. In laatstgenoemde tabel kan aan de hand van het netto gezinsinkomen de bijbehorende behoefte van een kind worden afgelezen.
Voornoemde behoeftetabel 2015 kent 13 inkomenscategorieën variërend van de categorie inkomens van € 1.000 tot die van € 6.000 ‘of meer’.
Stel nu dat een alimentatieplichtige veel meer verdiend dan € 6.000 netto per maand? Kan dan voor bepaling van de behoefte ook simpelweg bij de tabel aangesloten worden of is een afwijking van de standaardnormen in dat geval op zijn plaats?
De Hoge Raad
Bovenstaande vragen waren onderwerp van discussie in een zaak waarin de Hoge Raad op 4 december 2015 uitspraak heeft gedaan (HR 4 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3479).
De man had een netto maandinkomen van € 11.164,=. Voor vaststelling van de behoefte van de kinderen (een zoon, geboren in 2001 en een dochter, geboren in 2005) knopen zowel de rechtbank als het hof aan bij de hierboven besproken tabel eigen aandeel kosten van kinderen en de richtlijn van de Werkgroep Alimentatienormen (in dit geval was de tabel uit 2013 van toepassing). Het Hof stelt de behoefte van de kinderen vast conform de tabel en knoopt aan bij de hoogste inkomenscategorie, die in de tabel uit 2013 een inkomen van “€ 5.000 of meer” bedraagt. Dit levert een alimentatiebedrag op van € 1.175 voor beide kinderen tezamen. Het feit dat de vrouw heeft aangevoerd dat de daadwerkelijke kosten voor de kinderen geen € 1.175 , maar € 3.584,- per maand bedragen kan daar volgens het Hof geen verandering in brengen:
“De tabel geeft een richtlijn voor de bepaling van de redelijkerwijs in de desbetreffende inkomensklasse te maken kosten voor kinderen. Slechts in bijzondere omstandigheden kunnen de tabelbedragen worden aangepast. Hierbij moet worden gedacht aan kosten van een gehandicapt kind, kosten van door de minderjarige bedreven topsport, privélessen en extra hoge schoolgelden.”
Volgens het hof is van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden geen sprake en moet daarom gewoon aangeknoopt worden bij de behoeftetabel.
De vrouw gaat daarop in cassatie bij de Hoge Raad. Zij voert aan dat het Hof in het onderhavige geval onterecht voorbij is gegaan aan haar gemotiveerde stelling dat van de standaard behoeftetabel dient te worden afgeweken. Volgens de vrouw had het Hof de werkelijke kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen dienen te berekenen.
Volgens de Hoge Raad heeft het hof onvoldoende gemotiveerd waarom zij bij de behoeftetabel aanknoopt, nu de vrouw gemotiveerd gesteld heeft dat de daadwerkelijke kosten van de verzorging en opvoeding € 3.584,- per maand bedragen voor de twee kinderen samen. De Hoge Raad merkt op dat bij bepaling van de behoefte van de kinderen het welvaartsniveau ten tijde van het huwelijk een rol speelt. Het ligt volgens de Hoge Raad niet voor de hand dat de behoefte van kinderen bij een netto maandinkomen van € 11.164 gelijk zou zijn aan de behoefte van het (destijds) hoogste netto maandinkomen uit de tabel van “€ 5.000,- of meer”:
“Tussen partijen was in geschil of de werkelijke kosten van de verzorging en opvoeding, zoals door de vrouw gesteld en toegelicht, € 3.584,– per maand bedragen voor de twee kinderen samen. Het hof heeft bij de bepaling van de behoefte van de kinderen het netto maandinkomen van de man in 2013 tot uitgangspunt genomen, welk inkomen € 11.164,– bedroeg. Bij deze stand van zaken kon het hof voor de motivering van zijn oordeel dat niettemin dient te worden aangesloten bij het ten tijde van zijn beslissing geldende hoogste tabelinkomen van € 5.000,– of meer per maand (‘Tabel 2 eigen aandeel kosten van kinderen’), niet volstaan met de vaststelling dat in de tabelbedragen alle normale, in de desbetreffende inkomenscategorie redelijkerwijs te maken kosten zijn begrepen. Daarbij verdient opmerking dat ook bij de bepaling van de behoefte van kinderen het welvaartsniveau ten tijde van het huwelijk een rol speelt (vgl. HR 3 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM7050, NJ 2010/473) en dat het niet voor de hand ligt dat die behoefte bij een netto maandinkomen van € 11.164,– gelijk zou zijn aan de behoefte bij het hoogste destijds in de tabel voorkomende netto maandinkomen van € 5.000,– of meer.”
De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het Hof en verwijst het geding naar het Hof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing.