NIEUWS VAN VOORVAART ADVOCATUUR

Lees hier ons laatste Nieuws

Aansprakelijkheid en schadevergoeding in geval van whiplash

Schade als gevolg van een whiplash is de meest voorkomende schadesoort  bij verkeersongevallen (cijfers 2012). Helaas is juist het vergoed krijgen van dit soort schade vergeleken met andere schadesoorten vaak relatief ingewikkeld. Vooral bij het vaststellen van een causaal verband tussen het ongeval en de fysieke klachten kunnen zich complicaties voordoen.

Medische en Juridische benadering

Eén van de wettelijk vereisten voor het toegewezen krijgen van schadevergoeding bij (verkeers)ongevallen is dat sprake moet zijn van een causaal verband tussen het ongeval en de schade. Dit wil zeggen dat de schade redelijkerwijs als gevolg gezien moet kunnen worden van het verkeersongeval (juridisch: daaraan als gevolg kan worden “toegerekend”, art. 6:98 BW).

In geval van bijvoorbeeld een gebroken been door een verkeersongeval zal dit verband vrij snel vast te stellen zijn. Bij een whiplash ligt dit in veel gevallen helaas anders. Dit komt door de aard van de schade en doordat er een verschil zit tussen de medische en de juridische benadering van de causaliteit.

In de medische wereld wordt internationaal bij het beoordelen van (de ernst van) een whiplash veelal aangesloten bij de definitie van de “Quebec Task Force”. Deze Quebec Task Force maakt in geval van Whiplash Associated Disorders (WAD) een onderscheid tussen vijf categorieën. Deze categorieën lopen van graad 0 (geen klachten) tot en met graad 4 (fractuur/dislocatie van bijvoorbeeld nekwervels). Bij graad 1 en graad 2 is wel sprake van klachten (waaronder klachten als hoofdpijn/duizeligheid enz.), maar daarvoor is medisch geen aantoonbare lichamelijke oorzaak aan te wijzen. Deze klachten worden ook wel omschreven met de term “postwhiplash-syndroom”.

Het zijn deze medisch slecht te duiden klachten die juridisch gezien voor de meeste problemen kunnen zorgen. Immers: indien een medisch deskundige geen schade kan vaststellen, waarom zou deze “schade” dan door de veroorzaker van het ongeval vergoed moeten worden?  In een uitspraak van van 8 juni 2001 (Zwolsche Algemeene/De Greef I) maakte de Hoge Raad echter duidelijk dat een het medisch aantoonbare causaal verband onderscheiden moet worden van het juridische causale verband. Het Hof had in die zaak in hoger beroep als volgt overwogen:

“Ofschoon iemand die stelt schade te lijden in het algemeen die schade aannemelijk dient te maken, brengt de omstandigheid dat het hier gaat om een syndroom [-post whiplash -] waarvan algemeen bekend is dat dit moeilijk of slechts in beperkte mate tot concreet waarneembare medische stoornissen valt te herleiden, met zich mede dat de eisen die aan het bewijs kunnen worden gesteld niet al te hoog dienen te zijn. Het komt dan – tot op zekere hoogte – voor risico van de veroorzaker van het ongeval dat het oorzakelijke verband tussen ongeval en klachten zich niet rechtstreeks laat aantonen en dat de klachten evenmin te herleiden zijn tot medisch vaststelbare afwijkingen.”

Ter info: twee deskundigen hadden geoordeeld dat van objectief te bepalen “stoornissen” (in de zin van medisch waarneembare schade, afwijkingen of gebreke) geen sprake was. het Hof vervolgt:

“De beide door het hof benoemde deskundigen hebben geoordeeld dat van objectiveerbare stoornissen geen sprake was, doch hebben – mede gelet op de redactie van de vragen – daarbij het begrip “stoornis” in beperktere zin opgevat dan het hof bedoelde. Het hof had niet enkel het oog op “stoornissen” in de zin van medisch waarneembare beschadigingen, afwijkingen of gebreken (van orthopedische of van neurologische aard) doch ook op het bestaan van “klachten” die weliswaar naar hun aard subjectief van aard zijn doch waarvan niettemin objectief vastgesteld kan worden dat zij aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend, en niet overdreven zijn.”

De Hoge Raad liet in cassatie bovenstaande uitspraak van het Hof in stand. Indien medisch geen oorzakelijk verband aangetoond kan worden tussen een ongeval en opgetreden klachten (en uiteindelijk schade), is het juridisch gezien onder omstandigheden volgens de Hoge Raad dus tóch mogelijk om een causaal verband aan te nemen. Dit zal het geval kunnen zijn als de rechter van mening is dat de klachten aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn (zie r.o. 3.3 van voornoemde uitspraak van de Hoge Raad). Daarnaast kan bijvoorbeeld een rol spelen of de klachten ook vóór het ongeval al aanwezig waren. In latere rechtspraak wordt bovenstaand arrest van de Hoge Raad nog steeds met enige regelmaat aangehaald (zie ook twee uitspraken van de Hoge Raad over gelijksoortige materie: HR 20 december 2013, NJ 2014/128 (Zwolsche Algemeene/De Greef II  en HR 13 februari 2015, RvdW 2015, 318 (London/X)).

Kritiek op de huidige benadering

In februari verscheen een artikel in het PIV-bulletin (een periodieke uitgave van het Personenschade Instituut van Verzekeraars) over de problematiek rond het vaststellen van een causaal verband tussen een ongeval en een whiplash. In dit artikel wordt kritiek geuit op de huidige benadering van dit probleem door rechters. De auteurs stellen zich de vraag of de rechter op dit moment niet te veel op de stoel van de medicus gaat zitten, indien hij een verband aanneemt tussen ongeval en schade, terwijl dit verband medisch gezien niet als gevolg van het ongeval wordt aangemerkt.

Volgens de schrijvers van het artikel is het vooral een gemis dat er op dit moment geen eenduidige objectieve criteria voorhanden zijn (zoals in het buitenland) aan de hand waarvan rechters beoordelen of sprake is van een causaal verband. Een mogelijke oplossing zou volgens hen het hanteren van verschillende (objectieve) invalshoeken zijn aan de hand waarvan een rechter kan bepalen of klachten daadwerkelijk aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. Als voorbeeld wordt aangehaald dat rekening gehouden kan worden met een ongevalsanalyse: welke snelheden hadden de voertuigen ten tijde van de aanrijding en hoeveel krachten kwamen daarbij vrij?

Buiten de boot

Het is zonneklaar dat er haken en ogen zitten aan het vaststellen een oorzakelijk verband tussen ongeval en schade indien medisch niet kan worden vastgesteld dat daadwerkelijk sprake is van letsel. Echter, het is ook een feit dat er heel veel mensen zijn medisch slecht aantoonbare klachten overhouden aan een ongeval. Het zou niet redelijk  – en voor benadeelden bovendien ook zeer frustrerend – zijn als zij altijd buiten de boot zouden vallen als het op schadevergoeding aan komt.

Ergens zal echter toch een grens getrokken moeten worden: er zullen weinig mensen zijn die het gerechtvaardigd vinden om een schadevergoeding toe te wijzen op grond van vage klachten die het gevolg zijn een ongeval dat plaatsvond bij een snelheid van 2 kilometer per uur. Met de auteurs van voornoemd artikel ben ik van mening dat het voorschrijven van een aantal (vaste) invalshoeken zoals bijvoorbeeld snelheid en ander objectief bewijs kan bijdragen aan het vinden van een gulden middenweg. De belangen van het slachtoffer moeten daarbij echter altijd centraal blijven staan.

Recente literatuur (toegevoegd)

Zie voor meer informatie over dit onderwerp het recente artikel van Kolder van mei 2015:

A. Kolder, ‘Civiele whiplashzaken: een volgende fase’, NJB 2015/17.

Voorvaart Advocaten staat voor u klaar

Voorvaart Advocaten heeft ervaren advocaten in dienst die bovendien gespecialiseerd zijn in letselschade. Heeft u whiplash klachten als gevolg van een ongeval waarvoor een ander aansprakelijk is? Neem dan contact op met Voorvaart Advocaten om te ervaren wat zij voor u kunnen betekenen.