U en uw ex-echtgenoot hebben samen kinderen en gezamenlijk gezag. Na de echtscheiding bouwt u elders een nieuw leven op (nieuwe liefde, nieuwe baan…), waardoor u wilt verhuizen. Indien uw ex weigert om toestemming aan u te verlenen voor verhuizing kunt u vervangende toestemming vragen aan de rechter (art. 1:253a Burgerlijk Wetboek). De rechter zal een belangenafweging maken bij zijn beslissing over het al dan niet verlenen van deze toestemming (in een eerder artikel op deze website werden 5 factoren besproken die meewegen in de beoordeling door de rechter).
Stel: de rechtbank komt, alle belangen gewogen, tot de conclusie dat de verhuizing doorgang kan vinden. Niets staat in dit geval uw toekomstplannen in de weg. Toch?
Fout. Indien de rechtbank vervangende toestemming geeft voor de voorgenomen verhuizing, staat tegen deze beschikking (uiteraard) hoger beroep open. Wat nu als de verhuizing al een feit is na het oordeel van de rechtbank in eerste aanleg? Dient met die omstandigheid rekening gehouden te worden?
Hof Arnhem-Leeuwarden 7 juli 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:5193
In een uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden was sprake van een dergelijke situatie waarin de rechtbank de vrouw vervangende toestemming had verleend om te verhuizen.
partijen waren in het verleden gehuwd en hebben drie kinderen waarover zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. De moeder krijgt een nieuwe partner en wil verhuizen naar zijn woonplaats, 181 km verderop.
De moeder en haar nieuwe partner kopen samen een huis onder de ontbindende voorwaarde dat de vader toestemming verleent voor de verhuizing. Deze voorwaarde moet vóór 1 mei 2015 worden ingeroepen om werking te hebben. De vrouw dient bij de rechtbank een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing in op grond van art. 1:253a BW. De rechtbank wijst dit verzoek op 29 april 2015 toe.
De man laat het er echter niet bij zitten. Hij gaat in hoger beroep en brengt de vrouw daarvan vóór 1 mei 2015 op de hoogte. De vrouw doet desondanks geen beroep op de ontbindende voorwaarde en haar nieuwe woning wordt geleverd. Ook anderszins worden aanstalten gemaakt voor vertrek: de vrouw zegt haar (vaste) arbeidsovereenkomst in haar oude woonplaats op, de huur van haar oude woning wordt opgezegd, de lidmaatschappen van de kinderen bij de lokale sportverenigingen worden beëindigd en de kinderen nemen zelfs afscheid van hun vriendjes en vriendinnetjes.
In hoger beroep zet het hof echter alsnog een flinke streep door de toekomstplannen van de vrouw.
Het hof herhaalt voordat zij tot een beslissing komt in haar arrest nogmaals de door de Hoge Raad ontwikkelde criteria die een rol spelen bij dit soort verzoeken:
“De door de Hoge Raad ontwikkelde criteria (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 25 april 2008 ECLI:NL:PHR:2008:BC5901) die een rol spelen bij beoordeling van een verzoek als het onderhavige zijn met name:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.”
Het hof overweegt dat de vrouw ten aanzien van deze criteria haar op geen enkele wijze heeft kunnen overtuigen van het feit dat een belangenafweging de verhuizing rechtvaardigt. Volgens het hof was de mate waarin de verhuizing is doordacht volstrekt onvoldoende. Voorts is onvoldoende gebleken dat de moeder de financiële gevolgen van het opzeggen van haar vaste baan en de aankoop van een nieuwe woning in voldoende mate heeft doordacht. Daarnaast heeft de verhuizing door de grote afstand ingrijpende gevolgen voor het contact van de kinderen met hun vader. Tot slot had ook de nieuwe partner nog geen toestemming van zijn ex-vrouw voor de verhuizing.
Het feit dat de vrouw vergevorderd was in de uitvoering van haar verhuisplannen maakt het bovenstaande niet anders. De vrouw heeft volgens het hof door haar handelen (het doorzetten van de verhuizing) willens en wetens het risico genomen dat in hoger beroep de beslissing van het hof anders uit zou kunnen pakken. Zij had kunnen weten dat de toestemming in hoger beroep teruggedraaid zou kunnen worden. Het hof is daarom van oordeel dat de negatieve consequenties van die beslissing (zoals het feit dat zij reeds een nieuw huis gekocht heeft) voor rekening en risico van de vrouw komen.
Zelfgecreëerde noodzaak
De rechter in hoger beroep was duidelijk niet onder de indruk van het feit dat het terugdraaien van de toestemming grote consequenties had voor de vrouw bij een voor haar nadelige beslissing. Hierbij is groot gewicht toegekend aan het feit dat haar benarde positie in dat geval aan haar eigen onzorgvuldig handelen te wijten was. Voor zover al sprake mocht zijn van enige noodzaak tot verhuizing is deze situatie door de vrouw immers zelf gecreëerd. Ben dus voorzichtig met uitvoering geven aan een beschikking waartegen nog hoger beroep open staat.