Aanleiding van het geschil
Recentelijk werd een interessante uitspraak gepubliceerd van de Hoge Raad over de aansprakelijkheid van de gemeente Nijmegen als wegbeheerder.
Een voetgangster (X) was gestruikeld over stroomkabels op de weg, waarbij zij letsel opliep. Deze stroomkabels (eigendom van marktkraamhouders) liepen van een vaste elektriciteitskast (eigendom van de gemeente) aan de ene zijde van de weg naar verschillende marktkramen aan de andere zijde.
X stapt naar de rechter en stelt dat de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is voor haar schade op grond van artikel 6:174 BW (gebrekkige opstal) dan wel artikel 6:162 Bw (onrechtmatige daad).
Verloop procedure bij de rechtbank en het gerechtshof
In navolging van de rechtbank wijst het hof de vorderingen van X af. Het hof stelt daartoe kort gezegd dat de kabels waarover X is gestruikeld niet tot de openbare weg (de opstal) behoren, waardoor van aansprakelijkheid voor een gebrekkige opstal geen sprake kan zijn.
Ook heeft de gemeente, gelet op de ‘kelderluik-criteria’, in de ogen van het hof niet onrechtmatig gehandeld. Het hof overweegt dat bezoekers van een markt bedacht moeten zijn op voorwerpen die zich op de weg kunnen vinden. De kabels waren bovendien goed zichtbaar. Daarnaast is de kans dat iemand over een stroomkabel struikelt niet erg groot. Bovendien is, aldus nog steeds het hof, zelfs áls iemand struikelt, de kans op vallen met ernstig letsel tot gevolg in het algemeen klein. Daarnaast is onvoldoende gebleken dat in dit geval veiligheidsmaatregelen hadden kunnen worden genomen die het ongeval zouden hebben kunnen voorkomen.
X is het met het oordeel van het hof oneens en gaat in cassatie.
De Hoge Raad
Volgens X heeft het hof ten onrechte overwogen dat de kabels en de elektriciteitskast niet tot de de openbare weg behoren en had het moeten onderzoeken of de weg ter plaatse gebrekkig was op het moment van het ongeval (‘niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen’).
De Hoge Raad acht deze klacht echter ongegrond. De Hoge Raad vangt aan met herhaling van de maatstaven voor de beoordeling van aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW (de maatstaven uit het ‘Wilnis arrest’, HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6236, NJ 2012/155, vgl. HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079, NJ 1966/136 (Kelderluik)).
Vervolgens overweegt de Hoge Raad dat artikel 6:174 BW aansprakelijkheid van de wegbeheerder betreft voor de toestand van de openbare weg. Onder het begrip ‘openbare weg’ vallen ingevolge artikel 6:174 mede het weglichaam en de weguitrusting. De aansprakelijkheid voor de toestand van een ‘openbare weg’ is volgens de Hoge Raad echter beperkt tot gebreken die samenhangen met de verkeersfunctie van de openbare weg. De aanwezigheid van een voorwerp op de openbare weg behoort maakt een weg derhalve niet gebrekkig in de zin van artikel 6:174 BW. Ter illustratie verwijst de Hoge Raad daarbij naar zijn arrest van 3 mei 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AE2202, NJ 2002/465) waarbij sprake was van ijzel op de weg. Volgens de Hoge Raad heeft het hof terecht aangenomen dat het niet hoefde te onderzoeken of de weg voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen, nu het terecht heeft geoordeeld dat de stroomkabels en elektriciteitskast niet tot de openbare weg behoren.
Ook heeft het hof in de ogen van X onterecht geoordeeld dat geen sprake is van een onrechtmatige daad, omdat het onder toepassing van de juiste maatstaven en op de juiste wijze tot de conclusie is gekomen dat de gemeente geen verwijt kan worden gemaakt.
Aansprakelijkheid wegbeheerder: zeer casuïstisch
In dit geval leek (in elk geval in cassatie) juridisch met name te gaan om de vraag of de ‘vaste’ elektriciteitskast aan de zijde van de weg (met bijbehorende kabels) gezien kan worden als onderdeel van de ‘openbare weg’ als bedoeld in artikel 6:174 BW. Helaas voor X oordeelde de Hoge Raad hier dat dit niet het geval is, omdat een dergelijke elektriciteitskast geen verkeersfunctie heeft.
Toch onderstreept deze uitspraak andermaal dat in de beoordeling van aansprakelijkheid van een wegbeheerder álle feitelijke omstandigheden juridisch van belang kunnen zijn. In elke aansprakelijkheidskwestie zijn oprechte interesse in de belangen van de cliënt, nieuwsgierigheid naar de context van een ongeval alsmede een gezonde dosis (juridische) creativiteit dan ook onmisbaar.