(Partner)alimentatie
In geval van echtscheiding kan een rechter op verzoek van één van de (ex-)echtgenoten alimentatie toekennen. Art.
1:157 lid 1 BW bepaalt dat een rechter een dergelijke alimentatie kan toewijzen aan de echtgenoot die niet voldoende inkomsten heeft om in zijn/haar levensonderhoud te kunnen voorzien en die in redelijkheid ook geen vergelijkbare inkomsten kan verwerven. De rechter zal bij de bepaling van de omvang van de alimentatie rekening houden met de draagkracht en de behoefte van de verzoekende partij.
Wijziging van alimentatie met terugwerkende kracht
In de praktijk wordt veelvuldig geprocedeerd door ex-partners over het wijzigen van een eerder met de partner overeengekomen of door de rechter vastgesteld bedrag aan alimentatie. Daarbij staat het de partij die verzoekt om wijziging in principe vrij om de rechter te verzoeken om aan zijn nieuwe beslissing terugwerkende kracht toe te kennen. Wordt dit verzoek toegewezen, dan zou dat betekenen dat de ex-echtgenote het bedrag aan teveel uitgekeerde alimentatie moet terugbetalen. In het verleden heeft de Hoge Raad meerdere malen geoordeeld dat de rechter om die reden terughoudend moet zijn met het toekennen van terugwerkende kracht bij dit soort beslissingen. Recent overwoog de Hoge Raad bijvoorbeeld (HR 6 februari 2015, ECLI:NLHR:2015:232)
“De rechter die beslist op een verzoek tot wijziging van een eerder vastgestelde bijdrage in het levensonderhoud, zal in het algemeen behoedzaam gebruik moeten makenvan zijn bevoegdheid de wijziging te laten ingaan op een vóór zijn uitspraak gelegen datum, met name indien dit ingrijpende gevolgen kan hebben voor de onderhoudsgerechtigde in verband met een daardoor in het leven geroepen verplichting tot terugbetaling van hetgeen in de daaraan voorafgaande periode in feite is betaald of verhaald.”
De rechtvaardiging van deze terughoudendheid met het toekennen van terugwerkende kracht is gelegen in de aard van alimentatie: het is, zoals ook uit de wettekst van art. 1:157 BW blijkt, een vergoeding voor levensonderhoud. Dit brengt met zich mee dat de uitgekeerde alimentatie in de regel elke maand zal worden gespendeerd door de gerechtigde om in zijn/haar onderhoud te kunnen voorzien.
Dat de rechter terughoudend moet zijn met een eventuele terugbetalingsverplichting, betekent echter niet dat de enkele omstandigheid dat sprake is van alimentatie aan het toekennen van terugwerkende kracht in de weg staat, zo blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad van 6 maart 2015 (HR 6 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:520).
HR 6 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:520
In deze zaak zijn partijen gehuwd geweest tot november 2004. Het Hof heeft op 22 februari 2006 per beschikking onder andere een alimentatie van € 500 per maand toegewezen over de periode 14 januari 2005 tot 15 september 2005. De alimentatie werd dus met terugwerkende kracht toegewezen.
Vervolgens werd, nadat de hoge raad de beschikking uit 2006 had vernietigd, door het Hof op 3 april 2008 geoordeeld dat de alimentatie over de periode 14 januari 2005-15 september 2005 geen€ 500,- per maand, maar € 0,- per maand had moeten bedragen. Het Hof overwoog echter dat de reeds in 2005 betaalde termijnen van € 500,- niet hoefden te worden terugbetaald, omdat dergelijke uitkeringen “van maand tot maand plegen te worden gebruikt”. De alimentatieplichtige was het met die beslissing niet eens en ging in cassatie bij de Hoge Raad. Volgens de man was de door hem betaalde alimentatie helemaal niet verbruikt, omdat deze met in 2006 met terugwerkende kracht was toegewezen. De Hoge Raad gaf hem daarin gelijk:
“Het hof heeft aan zijn oordeel dat van de vrouw in redelijkheid niet kan worden gevergd dat zij het na 15 september 2005 teveel ontvangene terugbetaalt, ten grondslag gelegd dat een dergelijke uitkering van maand tot maand pleegt te worden verbruikt. Die motivering is onbegrijpelijk, nu de vrouw de […] alimentatie van € 500,– per maand over de periode vanaf 15 september 2005 pas heeft ontvangen na de beschikking van dat hof van 22 februari 2006, zodat deze alimentatie over de periode voorafgaande aan die beschikking niet van maand tot maand kan zijn verbruikt.”
Een rechter zal dus steeds naar de feitelijke omstandigheden moeten kijken om te bepalen of een terugbetalingsplicht van in het verleden teveel uitgekeerde alimentatie redelijk is. Het enkele feit dat alimentatie bedoeld is voor levensonderhoud en daardoor meestal elke maand verbruikt zal worden, is niet voldoende om terugwerkende kracht aan een nieuwe beslissing van de rechter te ontzeggen.
Vragen?
Heeft u vragen over alimentatie of andere vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan contact op met Voorvaart Advocaten om te ervaren wat zij voor u kunnen betekenen.
Door: Mr. R.M.T. van Berlo